Leonardo Da Vinci

Leonardo da VinciDe onvermoeibare Leonardo Da Vinci wordt algemeen beschouwd als een van de genieën van de Renaissance. Hij had heel wat pijlen op zijn boog: hij schilderde, dacht na over de wetten van de mechanica, deed aan geologie, astronomie en fysica, bespeelde de lier en ontwierp een vliegmachine. Hoe deed hij dat toch allemaal ? Het antwoord vind je als je in zijn dagboeken tussen de regels leest.

1. De nieuwsgierigheid prikkelen

Leonardo Da Vinci krabbelde liefst 7000 vellen vol met nota’s en waarnemingen. Hij was niet bepaald een kei in Latijn en Grieks, maar was heel nieuwsgierig en leergierig van aard. Zijn grote kracht ? Hij observeerde de realiteit altijd vanuit verschillende invalshoeken. Zo tekende hij een bloem vanuit drie verschillende perspectieven. Een meervoudige benadering levert altijd meer op.

2. Onophoudelijk testen

Leonardo Da Vinci was er de man niet naar om de dogma’s van zijn tijd of zijn eigen intuïtie voor waar aan te nemen. Hij zou alles proefondervinderlijk nagaan, experimenteerde erop los en trok altijd lering uit fouten – de zijne en die van zijn voorgangers. Creatieve geesten tolereren vergissingen, maar trekken er wél meteen lessen uit.

3. Zijn zintuigen aanscherpen

Leonardo Da Vinci was een kind van Toscane, met zijn weidse natuur, grootse pleinen en Florentijnse kerken. Hij was geboeid door muziek, waarvan hij vond dat ze “het onzichtbare vorm geeft”, en door schilderkunst. Hij waagde zich ook aan poëzie en beeldhouwen. Wie voortdurend zijn zintuiglijke waarnemingen aanscherpt, vergaart de informatie die als voedsel dient voor zijn denkwerk.

4. Ambiguïteit cultiveren

Leonardo Da Vinci ging de ambiguïteit, de paradox of de onzekerheid niet uit de weg. De raadselachtige glimlach van de Mona Lisa of zijn vreemdsoortige dieren getuigen daarvan. Om zijn research rond de gelaatsexpressie uit te diepen, zocht hij naar monsters. De rechte lijn mag dan al de kortste weg zijn, ze is niet altijd de snelste.

5. Kunst en wetenschap verzoenen

Leonardo Da Vinci was zeker niet alleen een man van de wetenschap. Kan ook moeilijk, want met de Mona Lisa tekende hij voor een van de bekendste schilderijen ter wereld. Hij beoefende kunst en wetenschap op exact dezelfde manier. In zijn drang om een wetenschap van het “zichtbare” uit te werken, gebruikte hij de schilderkunst als een onmisbaar instrument om de natuur wetenschappelijk te onderzoeken. Al schetsend gaf hij vorm aan zijn wetenschappelijke ideeën. Desondanks vinden we in zijn schilderijen ook een constante drang naar geometrische compositie. Een mens kan maar beter zijn twee hersenhelften gebruiken.

6. Aan sport doen

Leonardo Da Vinci blonk uit in meerdere disciplines. Hij zette het adagium “Een gezonde geest in een gezond lichaam” om in de praktijk. Want energie komt de creativiteit en het concentratievermogen ten goede.

7. Verbanden leggen

Leonardo Da Vinci was een “systematisch denker”. Hij was een genie omdat hij uiteenlopende elementen samenbracht om nieuwe ideeën uit te werken. Hij zocht onophoudelijk naar verbanden. Want waar twee kenniswerelden elkaar raken, ontstaan vaak de grootste ontdekkingen.